Medegevange - Gemeentearchief Brielle
Op 9 October 1944, 's avonds 8 uur, ging ik, zooals gebruikelijk naar den Heer L. Vermeer, Evangelist. Ik woonde aan de Achterweg naast het kerkje van de Evangelisatie te Oostvoorne.
We kwamen daar regelmatig samen om te luisteren naar de stem uit Londen, die, zooals wij hoopten,, ons eens de werkelijke verlossing zou mededeelen van de door ons allen zoo zeer gehate Moffen. Wij kwamen dan door een tuin en volgens ons had daar niemand erg in,temeer daar je meestal geen hand voor je oogen kon zien.
De Heer Vermeer was een klein kereltje, een goed geloovig mensch en een vurig Vaderlander, die, zoals hij dikwijls beweerde zijn leven voor zijn Vaderland over had en nimmer iets teveel achtte als het de goede zaak betrof. Hij luisterde steeds naar de radio's van 's morgens 7 uur tot 's avonds kwart voor twaalf en wat konden zijn oogen tintelen als hij je goede berichten kon mededeelen. Ook waren bij hem regelmatig vergaderingen van de beweging en kwamen daar menschen van het geheele eiland samen om met elkaar de moeilijkheden te bepraten die hier vooral op dit eiland waren. Het verraad was hier groot en er waren hier ontzettend veel vreemde menchsen, aangezien hier veel bunkers werden gebouwd. Wij hadden daarbij een Inselkommandant, die nergens voor terugdeinsde, een schoft van de ergste soort, die naar ik hoop zijn gerechte straf zal ondergaan.
Op de bewuste avond waren wij allen weer present. De radio was kunstig verborgen tusschen het plafond en je moest een wit kurkje met een pincet uit het plafond trekken en daarmede kon je het toestel op de gewenschte golf brengen. De haak van de huistelefoon werd op tafel gelegd ergens achter een stapel oude preeken, contact gemaakt en daar had je Radio Oranje, de stem van strijdend Nederland, het bekende geluid wat mij en misschien zooveel andere nederlanders zoo goed deed en je kracht gaf verder te leven en te saboteren in het belang van ons geliefd Vaderland.
Net waren die woorden eruit toen er zeer hard werd gebeld. Wat zullen we doen, vroeg mijjnheer Vermeer, open doen of niet. Ondertusschen was hij naar beneden gegaan niet wetende wie daar belde, de deur opengemaakt. Ik was hem tot bovenaan de trap gevolgd en toen ik die verwenschte Moffen hoorde, direct de radio weer in zijn schuilplaats laten gaan en wij onze zakken nagezien of of er soms pamfletten of andere stukken, waar wij soms last mee konden krijgen, inzaten of waar ik soms andere menschen mee kon verraden.
Ondertusschen werd mijnheer Vermeer beneden gehoord en ik hoorde hem steeds maar zeggen, ik heb geen radio. De Moffen aan het zoeken. Er werd ook gevraagd zijn hier nog meer mannen? Jawel boven nog drie. Daar kwam zoo'n schurk aanrennen, een jong broekje, die ons met veel vertoon den gang opzond, waar wij moesten blijven staan. Ik had pleizier, aangezien die vent de radio maar niet kon vinden en ik mij al veilig waande, daar er even later drie aan het zoeken waren, die hem ook niet konden vinden. Plots een gil, een soort overwinningskreet, wat was er gebeurd. Onder de preekstoel, war wel 20x een Duitsche pastoor had staan preeken, vonden de Moffen een rado, die daar was opgeborgen door den Heer Vermeer voor een ander. Op dit toestel zat veel stof, maar het hielp niet, wij moesten allen mee.
Wij kregen allen een fiets die wij moesten voorduwen en de vrouw van Vermeer, die op visite was, moest ook gehaald worden en wij op stap. Er was ons bekend gemaakt, dat wie vlucht wordt neergeschoten. ik dacht aan mijn vrouw en kind, de wreedheden kennende en ik had ook een onderduiker thuis. Ik reed dan ook min fiets tegen die van mijnheer Vermeer aan, wat oponthoud gaf en waarbij er luid werd gecommandeerd en geroepen op de bekende Moffentoon. Ik deed dit vlak voor mijn huis, in de hoop dat mijn vrouw mijn stem zou herkennen en maatregelen zou nemen om bij mij thuis alles in orde te brengen. Zij heeft mij niet gehoord en is er, waarom weet ik nog niet, bij mij geen huiszoeking gedaan.
Toen wij op Heesterhof aankwamen werden wij ontvangen voor een Mof, die ze Stein noemden. Dit onderzocht ons op wapens, stond 5 minuten te knijpen in een stuk stuf wat ik in mijn zak had. Dit was de tweede maal dat wij gefouilleerd werden en beweerde toen reeds dat Vermeer de hoofddader was. Allen werden weggebracht zoodat ik er nog stond. Plots een auto, de Heer Schermuly, Inselkommandant, kwam aan. Ik werde met veel lawaai en met nog veel meer slaag naar een bunker gebracht en werd onmiddelijk verhoord. Ik wist niets, ook niet toen ik eenige slagen in mijn gezicht kreeg. Verder kan ik kort zijn. Opgesloten in een bunker werd ik 's morgens er uitgehaald. Weer: "Zeg het maar, je hebt geluisterd en je doet aan ondergrondsch werk". Neen! Des middags weer: "Je kameraden hebben het al gezegd". Ik weet van niets. "Je wordt doodgeschoten morgen".
Men vertelde mij later, dat mijnheer Vermeer dinsdag nog naar zijn huis gebracht was, waarschijnlijk om aanwijzingen te geven. Woensdagmorgen na veel geworstel met mijzelf in een koude bunker, zonder licht, aarde donker, met het vooruitzicht te worden doodgeschoten. Ik schat dat het 7 uur was. Mof Stein: "Ga nu maar slapen tot 11 uur, dan komt de S.D. en die zal het wel bij je eruit krijgen". 9 Uur, ik had werkelijk geslapen. "Eruit mensch. Mee". Ik werd weer naar Schermuly gebracht. "Zeg het, anders schieten we je dood". Ik weet niets. Pats, pats, schoft Stein deed zijn werk weer. "Mee naar Vermeer". Ik werd in zijn cel gebracht en daar stond hij, zwaar mishandeld met striemen over zijn gezicht en er liep bloed uit zijn oor. Aan Vermeer werd gevraagd: "Heeft deze man geluisterd?" Ja. Daar stond ik. Vervolgens moest ik zeggen, dat een van de anderen ook geluisterd had, hetgeen ik deed, daar ik vermoedde dat Mevr. Vermeer alles had verteld. Ik werd weer in mijn cel opgesloten. 11 uur. "Eruit". Buiten komende prachtweer. Zoo werden we alle 3 uit de bunkers gehaald en de laatste maal werd er geroepen om het vuurpeleton. Er ging toen veel door mij heen.
Wij werden opgesteld op het plein tusschen de bunkers. Daar kwam de S.D. We werden goed bewaakt door verschillende soldaten en officieren met machinepistolen. Tenslotte werden wij veroordeeld tot 4 weken zware arbeid hier. Vermeer, zeiden de heeren, werd doodgeschoten, zijn huis en kerk verbrand en wij moesten aanzien dat hij werd doodgeschoten, opdat wij wisten wat het was tegen de Duitsche maatregelen stelling te nemen.
Daar werd Vermeer gehaald, klein zooals hij was, doch fier het hoofd rechtop liep hij langs ons heen, werd vervolgens voor een duintje geplaatst. Het vuurpeleton trad aan. Wij werden naast het peleton opgesteld. Schermuly trad op Vermeer toe en zei: "Je wordt doodgeschoten, op grond van: 1. verspreiden van berichten, 2. het in bezit hebben van meerdere radio's. Heb je dit verstaan? Kloek en forsch sprak de Heer Vermeer: Ja! Hierna keek hij ons vast aan, als wilde hij ons groeten. Hij beek het peleton één voor één. Een bevel klonk en Vermeer stortte neer. Hierna stapte een S.D.er op Vermeer toe en schoot hem een kogel door zijn slaap, waardoor hij de laatste adem uitblies.
Het vuurpeleton bestond uit 6 personen, 4 Russen en 2 Duitschers. Vermeer werd niet geblinddoekt. Nooit zal ik dezen persoon vergeten, daar, wanneer hij had gesproken hij 10-tallen personen had kunnen verraden, die allen medewerkten aan het goede doel. Hij heeft niets uitgelaten en is als een ware held gestorven.
Oostvoorne, 20 juli 1945
Een medegevangene.